SV | Als Ik tot den goddeloze zeg: O goddeloze, gij zult den dood sterven! en gij spreekt niet, om den goddeloze van zijn weg af te manen; die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen. |
WLC | בְּאָמְרִ֣י לָרָשָׁ֗ע רָשָׁע֙ מֹ֣ות תָּמ֔וּת וְלֹ֣א דִבַּ֔רְתָּ לְהַזְהִ֥יר רָשָׁ֖ע מִדַּרְכֹּ֑ו ה֤וּא רָשָׁע֙ בַּעֲוֹנֹ֣ו יָמ֔וּת וְדָמֹ֖ו מִיָּדְךָ֥ אֲבַקֵּֽשׁ׃ |
Trans. | bə’āmərî lārāšā‘ rāšā‘ mwōṯ tāmûṯ wəlō’ ḏibarətā ləhazəhîr rāšā‘ midarəkwō hû’ rāšā‘ ba‘ăwōnwō yāmûṯ wəḏāmwō mîyāḏəḵā ’ăḇaqqēš: |
Als Ik tot den goddeloze zeg: O goddeloze, gij zult den dood sterven! en gij spreekt niet, om den goddeloze van zijn weg af te manen; die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Als Ik tot den goddeloze zeg: O goddeloze, gij zult den dood sterven! en gij spreekt niet, om den goddeloze van zijn weg af te manen; die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!